Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [29]Hij zeide: Zij zijn immers Mijn volk, kinderen, [30][die] niet liegen zullen? Alzo [31]is Hij hun geworden tot een Heiland. 29. Te weten toen Hij met onze voorouders een verbond maakte. 30. Of, die niet vals zijn zullen. God spreekt hier naar de wijze der mensen, die het beste van hunne kinderen hopen; en versta hierbij: maar zij zullen mij oprechtelijk dienen, als oprechte Israelieten, in wie geen bedrog is. Anders: zij zullen niet ontaarden, of, verbasteren; te weten, nadat Ik hen zal herboren hebben door mijnen Heiligen Geest. 31. Dat is, Hij heeft hen van hunne vijanden verlost.